zondag 10 december 2006

DE ZALIGVERKLARING VAN EEN VOETBALLER

,,Dank aan God dat hij tussen de miljoenen voetballers in de wereld ons Hongaren dit genie heeft gegeven, dat Puskás bij onze natie terecht is gekomen, dat wij deze woorden kunnen smaken: Puskás, Hongaar,’’ aldus Pál Schmidt, voorzitter van het Hongaars Olympisch Comittee, afgelopen zaterdag tijdens het afscheid van Ferenc Puskás. Schmidt was niet de enige die de Hongaarse voetbalster nagenoeg heilig verklaarde. Volgens een andere spreker staat er nu één ster meer aan de hemel, en die ster schijnt lichter dan alle andere.
De strak geregiseerde plechtigheid, bedacht door een Hongaarse filmregisseur, begon in het naar de voetballer vernoemde Puskásstadion en eindigde in de Basiliek in het centrum van stad. Maar de bijna-heiligerklaring kon niet verhullen dat de gebeurtenis minder belangstelling trok dan de organisatoren hadden verwacht.
Puskás, die op 17 november overleed, was de topspeler van het ‘gouden team’ in de jaren vijftig, toen Hongarije als de sterkste ploeg ter wereld gold... en als de grote favoriet voor het wereldkampioenschap van 1954, dat uiteindelijk overigens door Duitsland werd gewonnen.
Na het neerslaan van de opstand van 1956 besloot Puskás, op dat moment in het buitenland, om niet meer naar huis terug te keren. Het bleek niet makkelijk een nieuwe club te vinden, omdat hij – inmiddels dertig en enigszins gezet – door velen als te oud werd beschouwd. Maar uiteindelijk kwam hij terecht bij Real Madrid, waar hij in 1960, bij de finale van de Europacup voor landskampioenen tegen Eintracht Frankfurt vier van de zeven winnende goals maakte. In het totaal scoorde de ‘kleine kanon’zoals de Spanjaarden hem doopten, tijdens zijn leven 600 doelpunten.
Al twee uur voor het begin van de plechtigheid opent het Puskásstadion zijn deuren, maar de belangstellenden druppelen maar mondjesmaat binnen. Eén vak vult zich langzaam, dan een tweede, uiteindelijk een derde. Tegen vieren, als de officiële plechtigheid begint, hebben zijn er zo’n 5000 mensen om afscheid te nemen van de man die in de kranten als de ‘bekendste en meest geliefde Hongaar’ wordt omschreven en die de afgelopen weken op één lijn is gezet met componisten als Béla Bartok en Franz Liszt.
Wat Puskás voor hem betekent? Een man kijkt peinzend naar het enorme podium midden op het veld. Aan grote woorden heeft deze fan geen behoefte: ,,Ik hou van voetbal, en Puskás wás voetbal’’.
Een jong meisje, dat in haar knalroze jas afsteekt tegen de meestal somber geklede bezoekers,zegt dat ze de grote man persoonlijk heeft gekend. ,,Mijn vader werkte in een sportinstelling waar hij ook kwam. Dan voetbalde hij met ons. Hij was dol op kinderen’’. Voetbal interesseert haar niet echt, maar die jeugdherinnering koestert ze.
Als om vier uur de gasfakkels op de hoeken van het podium ontvlammen, ontsteken mensen ook de kaarsen aan die de organisatoren hebben uitgedeeld. Op het veld stellen de spelers van alle Hongaarse topclubs zich op om de grasmat. Vrouwen in witte kledersdracht plaatsen kaarsen op het podium, en dan komt de kist binnen, overdekt met een Hongaarse vlag en gedragen door een militaire erewacht.
Puskás, die begin jaren vijftig voor Honvéd (Leger) in Boedapest speelde, was officiëel majoor en wordt dan ook met militaire eer begraven. Later op de middag wordt hij postuum tot generaal benoemd.
De regie is perfect, dat moet worden gezegd. De voetbal-VIP's uit de hele wereld die zich op de eretribune hebben verzameld, kunnen zich van één ding overtuigen: dat Hongarije, dat hoopt in 2012 samen met Kroatië de Europese kampioenschappen organiseren, openings- of slotceremonieën kan organiseren. Maar de sfeer komt er pas echt in als het publiek zijn held uitgeleide doet met een gescandeerd ‘Puskás öcsi’, ‘broertje Puskás’.
Daarna trekt de rouwkoets, gevolgd door duizenden, door een inmiddels donker Boedapest. Er is slechts één incident: een man die de plechtigheid een politiek karakter wil geven met zijn rood-witgestreepte Arpád-vlag, populair bij aanhangers van extreem-rechts. Agenten houden hem op afstand met de mededeling dat dat op deze dag niet pas.
Dat zal ook president László Solyom in de basiliek nog eens onderstrepen: ,,Laten we gezamenlijk trots zijn. De hele wereld kende Puskás en hield van hem. Hij was niet bekend vanwege schandalen, maar vanwege zijn spel. Ook jongeren zijn er blij om dat ze in Puskás een nationale mythe vinden, een man die zichzelf gaf en die ons allen verenigde’’. Omdat Puskás had aangegeven geen behoefte te hebben aan een groots mausoleum (en dus misschien ook niet aan een al te pompeuze begrafenis) is hij 'simpel' bijgezet in de crypte van de kathedraal.


Geen opmerkingen: